Home pag.      christelijke-antwoorden.nl

Vraag: Hoe moet ik verder bij grote pijn (of ernstig lijden)

Grote pijn is als een diep zwart gat of een duistere tunnel. Het drukt op je, het berooft je van een goede waarneming. Je zintuigen zijn verdoofd en je geest verduisterd. Het is als een zwarte deken die je het zicht beneemt op waar je naar toe moet. Huilend van de pijn strompel je verder, verblind en angstig, tastend langs de ruwe muren langs een weg die je niet kende.

Is er dan niemand die me helpen kan? Iemand die me kan sturen? Iemand die tegen me praten wil en me bemoedigd om door te gaan? Is er iemand die ik vertrouwen kan?

Probeer te voorkomen dat je te ver wegzakt in de duisternis. Durf verdriet te hebben maar probeer af en toe ook even te vergeten. Maak wat te eten of, als dat niet gaat, ga bij iemand anders eten en vraag je niet af wat ze van je denken. Accepteer hun hulp met dankbaarheid, ook al merk je dat ze je niet begrijpen. Hoe zouden ze dat kunnen? Ga een een lange wandeling maken met een vriend of vriendin die weet wanneer je even niets wil zeggen.

Blijf voortgaan, je kunt het nu nog niet begrijpen en wilt het niet horen maar die zwarte tunnel is niet oneindig. Hoed moed en probeer niet krampachtig om er grip op te krijgen. Als je boot bijna omslaat kun je beter even stil zitten om hem weer in evenwicht te brengen. probeer niet uit te vinden wat je fout gedaan hebt.

Geestelijke pijn wordt zo vaak niet voldoende serieus genomen. Als er een stuk uit je lichaam wordt getrokken dan is er duidelijk zichtbaar wat de schade is, maar als er een stuk uit je ziel wordt getrokken, door de dood van je naaste of door geweld, dan zie je dat niet maar het is net zo goed een gapend gat wat verzorging nodig heeft en moet genezen.

Een aanklacht aan God

Ondraagelijke pijn is voor velen een onneembare hindernis. Hoe kan God dit toestaan? Ook in de bijbel kom je dit tegen:

Jesaja 38
[10] Ik dacht: op de helft van mijn dagen moet ik heengaan, ik ben ertoe veroordeeld de rest van mijn jaren door te brengen binnen de poorten van het dodenrijk. [11] Ik dacht: in het land van de levenden zal ik de heer nooit meer aanschouwen; ik zal geen mens meer zien als ik bij de bewoners van de onderwereld ben. [12] Mijn woning wordt neergehaald en van mij weggerukt als de tent van een herder. U rolt mijn leven op als een stuk linnen dat een wever afsnijdt van het getouw. Heel de dag door, tot in de nacht, laat U mij wegkwijnen. [13] Tot aan de ochtend word ik uitgemergeld; als een leeuw vermorzelt Hij al mijn botten. Heel de dag door, tot in de nacht, laat U mij wegkwijnen. [14] Mijn gekerm is als het piepen van een zwaluw, van een lijster, als het kirren van een duif. Mijn ogen kijken uitgeput omhoog. Heer, ik word gekweld, kom voor mij op!

Slechts enkele fragmenten uit een lang verhaal van een rechtvaardige die getroffen wordt door ondraaglijk lijden:

Job 19:7
[7] Dat is onrechtvaardig, roep ik, maar niemand gaat erop in; ik smeek om mijn recht, maar krijg het niet. [8] Hij verspert mijn weg, ik kan niet verder, Hij hult mijn pad in duisternis. [9] Hij heeft mij eerloos gemaakt, de kroon van mijn hoofd gerukt. [10] Hij breekt mij af en het is afgelopen met mij, mijn hoop ligt neer als een omgerukte boom. [11] Zijn woede hitst Hij op tegen mij; Hij ziet in mij zijn vijand. [12] Al zijn troepen trekken op tegen mij, banen zich een weg en belegeren mijn tent.

Job 38:1
[1] Toen begon de heer in storm en wind tot Job te spreken: [2] ‘Wie waagt het daar, mijn bestel met woordenkraam te verdoezelen? [3] Weer u als een man, want Ik ga u vragen stellen, u geeft antwoord. [4] Waar was u toen Ik de aarde begon te bouwen? Spreek op als u zoveel weet. [5] Wie stelde de afmeting vast, u weet dat toch, wie bepaalde de maten? ….

Job 40:1
Job krabbelt terug [1] En de heer sprak tot Job: [2] ‘U, schuldeiser van de Almachtige, wilt u nog doorzetten, aanklager van God, wilt u nog een laatste woord?’ [3] Maar Job antwoordde: [4] ‘Nee, ik bent te gering; wat moet ik zeggen? Ik leg mijn hand tegen mijn mond

De grote lijn in dit verhaal is dat ons soms dingen overkomen die we eenvoudigweg niet kunnen begrijpen. God's antwoord hierop is: Kun jij overzien wat ik doe? Waarom klaag je me aan, weet je niet wie ik ben? Niet dat je dat niet zou mogen, nee, je zou moeten weten dat hij het goede met ons voor heeft. Je mag vanuit de duisternis van je verdriet de Heer wel beschuldigen, alleen, waarom zou je dat doen? Hij voelt jou pijn zo ook wel, dat hoef je er niet nog eens in te wrijven.

Het is een grote valkuil om God te laten vallen omdat wij onze situatie niet kunnen accepteren. Soms kiest hij ervoor om je niet voor pijn te behoedden, maar om met je mee te gaan door een dal van duisternis. Je doet er goed aan zijn hand dan heel stevig vast te houden.

Steun in donkere tijden

Kijk eens naar wat David hierover zegt. Hij spreekt niet alleen over God als bron van zegen, maar ook als steun in donkere tijden als de dood zijn hand naar je uitstrekt:

Psalm 23
[1] De heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. [2] Hij laat mij in grazige weiden rusten, Hij voert mij naar vredig water, [3] daar geeft Hij mij nieuwe kracht. Hij leidt mij op het rechte spoor, omwille van zijn naam. [4] Al moet ik door dalen van duisternis en dood, ik ben voor geen onheil bang, want U bent bij mij: uw knots en uw staf geven mij nieuwe moed. [5] Voor mijn ogen dekt U de tafel, zodat ook mijn belagers het zien; met olie zalft U mijn hoofd, mijn beker is tot de rand gevuld. [6] Ja, uw goedheid en liefde blijven mij volgen alle dagen van mijn leven. Zo mag ik telkens weer wonen in het huis van de heer, tot in lengte van dagen.


Home pag.